Veel grote bedrijven maken vandaag de dag volop gebruik van social media om direct in contact te staan met hun klanten. Social media bieden interessante mogelijkheden voor bedrijven. Zo staat er op de Twitterpagina van NS elke dag een webcareteam klaar om reizigers van dienst te zijn. Het is natuurlijk mooi dat NS deze mogelijkheid biedt, maar op een pagina waar alle gebruikers de vrijheid te hebben om over NS te schrijven wat ze willen en waar iedereen elkaars berichten kan lezen, is ook veel negatiefs over NS te lezen. Hoe kan het bedrijf hier het beste mee omgaan? Wij hebben onderzoek gedaan naar het taalgebruik van NS in hun Twitterberichten en hebben ons daarbij gericht op het gebruik van formele, professionele berichten versus informele, onprofessionele berichten.
Inleiding
Volgens Kaplan (2009) is het niet alleen belangrijk voor bedrijven om op hun social media pagina actief, interessant, bescheiden en eerlijk te zijn, maar ook om onprofessioneel te doen. Zijn advies aan bedrijven is om zich te mengen met de andere gebruikers en om niet bang te zijn om fouten te maken. Alleen op deze manier kan een bedrijf daadwerkelijk direct contact hebben met een groot aantal ‘echte’ gebruikers.
Volgens Kaplan (2009) is het niet alleen belangrijk voor bedrijven om op hun social media pagina actief, interessant, bescheiden en eerlijk te zijn, maar ook om onprofessioneel te doen. Zijn advies aan bedrijven is om zich te mengen met de andere gebruikers en om niet bang te zijn om fouten te maken. Alleen op deze manier kan een bedrijf daadwerkelijk direct contact hebben met een groot aantal ‘echte’ gebruikers.
Er is veel geschreven over de
zogenaamde conversational human voice.
Dit houdt in dat bedrijven bij de communicatie met hun klanten gebruik maken
van een conversatiestijl in plaats van een stijl waarbij de klant behandeld
wordt als doelwit (Kelleher & Miller, 2006). Met een survey-onderzoek
toonde Kelleher (2009) aan dat het gebruik van een conversational human voice
samenging met een gevoel bij de klanten van vertrouwen, bevrediging, binding,
en het gevoel samen met het bedrijf invloed te hebben op wat er gebeurt.
Volgens
Searls en Weinberger (2001) betekent het gebruik van een conversational human
voice dat bedrijven eigenschappen vertonen zoals het openstaan voor interactie,
het verwelkomen van conversationele communicatie, maar bijvoorbeeld ook dat
bedrijven communiceren met een gevoel voor humor, fouten toegeven, anderen
menselijk behandelen, of zelfs een link geven naar hun concurrenten.
Wij
vroegen ons af in hoeverre de leden van het webcareteam van NS op hun
Twitterpagina gebruik maken van informeel, alledaagse taal in plaats van
traditionele, zakelijke taal, en wat het effect hiervan is. Het leek ons
interessant om te zien hoe de NS-medewerkers omgaan met bijvoorbeeld mensen die
kwaad zijn door volle of late treinen, en of ze hier anders mee omgaan dan met
tevreden klanten. Hierbij hebben we ons niet gericht op alle eerder genoemde kenmerken
van de conversational human voice, maar hebben we specifiek gekeken naar het
gebruik van ‘ik’ in plaats van ‘wij’, uitroeptekens, emoticons en
intensiveerders.
Methode
Voor dit onderzoek hebben we een corpus gebruikt bestaande uit 49 conversaties, ieder tussen een NS-medewerker en een klant, die allen afkomstig zijn van de Twitterpagina van NS. Om de anonimiteit van de gebruikers enigszins te waarborgen hebben we de gebruikersnamen vervangen door ‘xxxx’. Deze conversaties vonden allen plaats in april 2013 en verschilden van lengte.
De berichten in de corpus hebben we
gecodeerd op basis van acht
verschillende kenmerken. Voor ieder bericht hebben we aangegeven of het tekst
bevatte, of het een afbeelding bevatte, en of het een hyperlink bevatte – dit waren
de eerste drie kenmerken. Daarnaast hebben we iedere uiting geparafraseerd, en
hebben we voor iedere uiting de handeling(en) beschreven met een of twee
werkwoorden. Ten slotte hebben we voor iedere uiting aangegeven wat het
sentiment was met ‘negatief’, ‘neutraal’ of ‘positief’, en voor de berichten
die afkomstig waren van NS-medewerkers hebben we aangegeven of de berichten wel
of geen kenmerken bevatten van informeel taalgebruik. Voor deze laatste
eigenschap hebben we gekeken naar het gebruik van ‘ik’ in plaats ‘wij’ wanneer
NS naar zichzelf refereert, het gebruik van uitroeptekens en emoticons, en het
gebruik van intensiveerders. Ook het gebruik van verkorte woorden of
onvolledige zinnen was interessant, maar dit hebben we bij het onderzoek niet
meegenomen omdat uitingen als ‘IC’ en ‘fijne dag’ niet per se informeel zijn.
Ook naar gevallen waarbij NS de klant aansprak met ‘je’ of ‘jij’ in plaats van met
‘u’ hebben we niet gekeken, omdat dit in alle berichten zo was.
Wat we eerst hebben onderzocht is
wanneer NS gebruik maakte van informele kenmerken in hun berichten. Specifiek
hebben we hiervoor gekeken of deze berichten reacties waren op berichten met
een negatief, neutraal of positief sentiment. Om vervolgens te zien wat het
effect was van de berichten met informele kenmerken, hebben we gekeken naar
conversaties waarin het sentiment van de klant veranderde van ‘negatief’ naar ‘positief’, en hebben we gekeken of de verandering van sentiment plaatsvond na berichten
van NS met of zonder informele kenmerken. Dit hebben we herhaald met conversaties
waarin het sentiment van de klant na een bericht van NS negatief bleef, en ten
slotte hebben we deze uitkomsten met elkaar vergeleken.
Resultaten
Eerst hebben we
bestudeerd wanneer de NS-medewerkers gebruik maakten van berichten met informele
kenmerken. Hiervoor hebben we bekeken wat het sentiment was van het bericht van
de klant dat eraan vooraf ging. De resultaten hiervan zijn hieronder weergegeven
in tabel 1.
Zoals
te zien is in de tabel, bevatte het corpus 69 berichten die afkomstig waren van
NS. Enkele berichten waren verdeeld over meerdere posts maar die hebben we
gerekend als één bericht. 36 van de 69 berichten bevatten informele kenmerken,
en zoals te zien is was het merendeel daarvan (53%) een reactie op een bericht
met een negatief sentiment. We zien ook dat 19% van de berichten met informele
kenmerken reacties waren op berichten met een positief sentiment. We moeten er
echter rekening mee houden dat er veel meer door NS werd gereageerd op
berichten met een negatief sentiment. Helaas waren er slechts 9 berichten van
gebruikers met een positief sentiment waarop NS reageerde. Toch zien we dat het
vaker voorkwam dat NS reageerde op een positief bericht met een informeel
bericht dan met een bericht zonder informele kenmerken (7 van de 9 keer).
Om te zien wat het effect was van de
informele berichten van NS, hebben we bekeken hoe vaak het voorkwam dat het
sentiment van een klant na een reactie van NS veranderde van negatief naar
positief. Dit gebeurde in totaal 4 keer. Hiervan volgde de verandering in
sentiment 3 keer na een bericht met informele kenmerken en 1 keer na een
bericht zonder informele kenmerken.
Ten
slotte hebben we bekeken hoe vaak het voorkwam dat het sentiment van een klant
na een reactie van NS negatief bleef. Dit gebeurde in totaal 11 keer, waarvan 4
keer na een bericht met informele kenmerken en 7 keer na een bericht zonder
informele kenmerken. We zien dus dat het vaker voorkwam dat het sentiment verbeterde na een bericht met informele kenmerken dan na een bericht zonder informele kenmerken, en dat een negatief sentiment vaker negatief bleef na een bericht zonder informele kenmerken dan na een bericht met informele kenmerken. Door de lage aantallen is het echter moeilijk om een goede uitspraak te
doen over het verband tussen de informele berichten van NS en het sentiment van
de klant.
We
hebben bewust niet gekeken naar gevallen waarbij het sentiment van de klant na
een reactie van NS veranderde van ‘negatief’ naar ‘neutraal’, omdat de neutrale
uitingen vaak simpelweg antwoorden waren op vragen van NS, en geen goede
indicators waren van het daadwerkelijke sentiment van de klant.
Conclusie
Het eerste wat
ons opviel bij het onderzoek was dat er veel meer negatieve berichten dan
positieve berichten door klanten op de Twitterpagina van NS werden geplaatst.
Hier was echter geen onderzoek voor nodig omdat dit in één oogopslag al duidelijk
werd. Wat we wel dankzij ons onderzoek hebben gezien is dat er door NS ongeveer
even vaak gebruik werd gemaakt van berichten met informele kenmerken als van
berichten zonder informele kenmerken, en dat er op negatieve en neutrale
berichten van klanten ongeveer even vaak werd gereageerd met informele
berichten als met berichten zonder informele kenmerken. Op positieve berichten
van klanten werd vaker gereageerd met informele berichten dan met berichten
zonder informele kenmerken, hoewel deze aantallen helaas te klein zijn om hier meer
over te kunnen zeggen.
Verder hebben we gezien dat het
sentiment van de klant vaker van negatief naar positief veranderde na reacties
van NS met informele kenmerken dan na reacties zonder informele kenmerken, en
dat het sentiment vaker negatief bleef na reacties van NS zonder informele
kenmerken dan na reacties met informele kenmerken.
Discussie
Onze resultaten
wijzen op een mogelijk positief effect van het gebruik van informele kenmerken
bij het tevreden stellen van ontevreden klanten. Op basis van onze resultaten
kunnen we dit echter niet met vertrouwen aantonen. Verder onderzoek met een
groter corpus en met berichten van verschillende bedrijven zal nodig zijn om
aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake is van een gunstig effect.
Bij
toekomstig onderzoek kan er bij het coderen van informeel taalgebruik ook gelet
worden op het gebruik van onvolledige woorden en zinnen. Wij hebben dit niet
gedaan omdat deze gevallen vaak geen voorbeelden waren van informeel
taalgebruik. Daardoor hebben wij echter wel gevallen gemist die wél voorbeelden
waren van informeel taalgebruik, zoals ‘ie’ in plaats van ‘hij’ en ‘abo’ in
plaats van ‘abonnement’. Ook aan ‘populair’
taalgebruik zoals ‘check … voor meer informatie’ zou aandacht besteed kunnen
worden, en er moet gelet worden op het coderen van intensiveerders, omdat
erover te discussiëren is of dit wel altijd kenmerken zijn van informeel
taalgebruik (woorden als ‘mega’ of ‘super’ zijn dat overduidelijk wel, terwijl daar bij ‘dat is erg vervelend’ over te
twisten is).
Literatuurlijst
Kaplan, A. M. (2010). Users of the world, unite! The
challenges and opportunities of Social Media. Business Horizons 53(1), 59-68. Het volledige artikel vindt u hier.
Kelleher, T. (2009). Conversational voice,
communicated commitment, and public relations outcomes in interactive online
communication. Journal of Communication
59(1), 172-188. Het volledige artikel vindt u hier.
Kelleher, T., & Miller, B. M. (2006).
Organizational blogs and the human voice: relational strategies and relation outcomes.
Journal of Computer-Mediated
Communication 11(2), 395-414. Het volledige artikel vindt u hier.
Searls, D., & Weinberger, D. (2000). Markets are
conversations. In R. Levine, C. Locke,
D. Searls, & D. Weinberger (Eds.), The cluetrain manifesto: The end of business
as usual
(pp. 75–114). New York: Perseus. Het volledige artikel vindt u hier.
Andrew Stewart, Birgit Vredenburg en Biene Boer zijn
derdejaars studenten aan de letterenfaculteit van de Vrije Universiteit
Amsterdam.